Maandag vertrekken José en ik vanuit Jerevan naar Agarak, een of ander Armeens hol bij de grens van Iran. We hebben een fijn contact gevonden dat ons aan de grens gaat helpen met de motor en visum. Geintje kost me 430 dollar, maar ik heb geen andere keus. Dan krijg ik toestemming om de motor in te voeren, dus geen carnet. Het houdt wel in dat ik alleen via Turkmenistan het land kan verlaten. Dat visum wordt ook weer lastig maar is voor latere zorg. Ik heb zojuist gehoord dat het op deze manier gaat lukken. Dus, over signalen gesproken. Ik moet in beweging blijven, anders gaat het niet goed met mij en met de Guzzi. Ik geloof dat José het beste is wat me tijdens deze trip is en gaat overkomen. Hij heeft me op Facebook (duh) gevonden en me in Tblisi opgezocht. Op een gekke manier zit hij in dezelfde shit als ik, kinderen enzo. We hebben allebei een aftanse motor, hebben geen budget en zijn gek genoeg om dit in de winter te doen. Geloof niet dat er op dit moment andere bikers in dit gedeelte van de wereld reizen als wij dat doen. Dus gedeelde smart is nog steeds kut met peren. Waarom? De weg naar Agarak is erg slecht, het is bere koud en er ligt veel sneeuw. Als we 50 tot 80 km per dag kunnen doen, is het veel. Heb een extra slaapzak gekocht, want we moeten onderweg kamperen en nemen proviand voor een week met ons mee. En we moeten per se de 18de aan de grens staan. We kunnen het goed vinden met elkaar, al lult-ie de oren van mijn hoofd. Ik hoef dus niet in mijn eentje in die kou door Kazachstan en hoef ook niet naar Azerbeidjan. In dat laatste land had ik niet veel zin, terwijl ik wel voor het visum heb betaald. Ik voel dat dit heel spannend gaat worden en het feit dat de Guzzi en ik door de woestijn gaan vlammen, maakt me heel blij. Gisteren hebben we op 3km hoogte gereden door een of andere sneeuwwoestijn. Was een bizar mooie trip en Guus liep erg mooi. Hij begint hier en daar wel te lekken, maar Teheran moet te doen zijn. Kijken of we Guus daar kunnen oplappen. Ik kan geen achterband vinden, ook geen reparatiesetje, gek genoeg. José heeft dat uiteraard ook niet bij zich. Dit wordt allemaal een behoorlijk risico, maar heb er veel zin in. Op het moment dat je denkt, hoe verder, komt dit uit de lucht vallen. Opgegeven, nee joh. Dat gaat nergens over. Nog wat fotootjes van onze trip van Tblisi naar Jerevan. Kamperen met min 20 is dus te doen. Zolang er maar genoeg wodka is.
Uncategorized
Naar Iran
Ga de boel radicaal omgooien, meiden. Heb in een opwelling besloten om naar Iran te gaan, terwijl mijn visum voor Azerbeidjan nog in behandeling was. Kazachstan in mijn eentje – ik geloof het wel. Ook met die kou. Enne, ik heb eindelijk een bikemaatje gevonden, Jose Ruiz van Spanje. Rijdt op een spuuglelijke K750. We vertrekken morgen naar Jerevan, Armenië. Het is erg koud en veel sneeuw, maar er is sprake van iets van een highwaytje. Na Jerevan zijn we zo goed als fucked. Er is maar één weg om naar de Iraanse grens bij Agarak te komen. Er ligt heel veel sneeuw en de weg, zo hebben Georgische bikers ons verteld, is praktisch een geitenpad. Heb voor deze onderneming een nieuwe slaapzak gekocht want we zullen moeten gaan kamperen. Vermoed dat we een volle week bezig zijn om 350 kilometer af te leggen. Wordt tricky, maar: we zijn met zijn tweeen. Gedeelde smart… is nog altijd zwaar kut. Heb het wel een beetje gehad met dat alleen rijden, en het is gewoon gevaarlijk. Er is behalve ons niemand onderweg, dus ook in hostals is er geen klap te beleven, en dan ga je op het eind maar een beetje zitten malen. Schiet ook niet op. Zal dit allemaal mooi documenteren. De Guzzi is wel oké. Achterband niet zo, maar kan die hier niet vinden. Dus het een en ander houdt ook in dat ik door Afghanistan zal moeten rijden. Dan weer door al die Stan-staten. Het is zo’n puzzel deze trip. Maar ik kom er wel. Door Jose kom ik er ook meer in. Paar te gekke avonden gehad, met een hoop meiden om ons heen. Doet me goed. Dus ja, er komt weer wat leven in dit lijf. Ben ook zeker een kilo of vijf aangekomen. Prop me helemaal vol om nog beter bestand te zijn tegen de kou. Gelukkig was Georgië erg goedkoop, en de mensen hier zijn stuk voor stuk diamantjes. Waarvan akte.
Nukri the tank destroyer
Ik heb elf dagen op een parkeerplaats gewoond, een kilometer of vijftien buiten Tblisi. Ik moest even bijkomen van een dubbele longenontsteking en een lichte hersenschudding. Die dubbele longenontsteking heb ik, zoals jullie weten, opgelopen aan de Turkse grens. De lichte hersenschudding op de parkeerplaats, tijdens een avondje drinken met de mannen. De mannen zijn Pelé, Rama en Nukri. Alle drie hebben ze in het leger gezeten en gevochten tegen de Russen in 2008. Kerels dus. Kerels die ook van drinken houden. Ik meedoen. Want goed kunnen drinken is ook weer zo’n nutteloos talent. Bij elk glas wordt getoast, op de doden, op de levenden, op onze kinderen, op voorspoed & geluk. Zinvol drinken. Glas in één keer leeg, even naar adem zoeken en hoppa, op naar de volgende toast. Kan het zijn dat we nog een keer hebben gedronken op de tragisch overleden kat van een verre oma? Het schijnt dat we aan het eind van de nacht de hardheid van onze hersenschalen hebben getest. Dus: wie het hardst met zijn hoofd tegen de muur kan rammen. Best wel een zinloos spelletje, maar niet als je al een paar liter op hebt van… Weet je dat ik niet eens meer weet wat we dronken – iets sterks. Afijn, met gepaste trots kan ik jullie vermelden dat ik dat spelletje met gratie heb gewonnen. Kennelijk ramde ik al mijn frustratie eruit. Puntje is wel dat ik me er niet zoveel meer van kan herinneren, want ik ging volgens de mannen meteen gestrekt. ’s Morgens werd ik wakker en wist bij God niet waar ik was. Kater van twee dagen, dacht ik. Zat een behoorlijke bult op mijn hoofd en de hoofdpijn ging niet over. Even op internet gecheckt en ja hoor; voldeed aan alle eisen van een lichte hersenschudding. Dit spelletje ga ik niet meer doen. Heb genoeg kopzorgen
Even bijkomen van alles. Ben echt geschrokken van Turkije, dat ik mijn leven zo aan het wagen ben voor een boekie dat hopelijk de weg opent naar een nieuw leven in Bolivia. Die week veel alleen doorgebracht, nauwelijks de poort uit geweest. Mijn taak was ook een beetje om op de boel te passen als de mannen van alles met de auto’s deden, verkopen, opknappen. Beetje schrijven, beetje nadenken, vooral over het feit waarom mijn leven in Bolivia zo is mislukt waardoor ik in deze situatie ben terecht gekomen. Maar ik moet terug, vanwege mijn Mannetjes. Die kan ik in die menselijke rimboe niet alleen laten.
In de week vrienden geworden en het respect gewonnen van de Georgiërs. Op een avond kwam Nukri binnen. Drukke, maar vrolijke kerel. ‘Paulie good’ was zijn mantra. Hij heeft me een paar woordjes geleerd en beetje bij beetje kwamen we met handen en voeten en met die paar woordjes steeds verder. Wat een geweldige kerel. Kookte voor me, luisterde naar me als ik hem probeerde uit te leggen waarom deze reis zo belangrijk voor me is.
Op een dag kwam hij met een hondje binnen die hij van de straat had gered. Arme beest had uit stress de hele wagen ondergekotst maar voelde zich na een paar dagen meer dan welkom. Er waren dagen dat het hondje en ik alleen op het terrein waren. Tja, dan kom je je zelf wel tegen, op een goede manier overigens. Dingen beginnen langzaam op hun plek te vallen. Dat ik er in Bolivia behoorlijk ben ingeluisd bijvoorbeeld. Afijn, afgelopen zaterdag weer met de mannen wezen drinken, ik heel rustig aan. Hadden we het ineens over de oorlog in 2008. Kwam Nukri met een stapel dienstfoto’s aanzetten. Nukri was met zijn maten gelegerd in Abchazië toen de Russen binnenvielen. ‘Tijdens de bombardementen dronken we allemaal een fles wijn en gingen rustig slapen. Watjes die Russen, komen alleen uit de lucht. Niks aan.’ Toen haalde hij er een foto bij waarop hij afgebeeld staat met een RPG-7. En toen kwam de soldaten en de tanks. Hij deed na hoe hij dat ding op zijn rug droeg, uit de bosjes kwam, door zijn knieën ging en kaboem, een Russische tank onschadelijk maakte. Tankbemanning hebben ze laten gaan. ‘Arme jongens die om hun moeder riepen.’ Ik zat met open mond te luisteren. Rama en Pelé bevestigden het verhaal en wisten te vertellen dat Nukri de onderscheiding heeft geweigerd. Nukri: ‘Onderscheidingen zijn voor watjes.’
Nukri, die vrolijke, luidruchtige kerel (‘Paulie good’) is dus een held. Als ik ooit weer in A’dam ben, laat ik hem overkomen en gaan we aan de joint. Kijken wie er dan wint. 🙂
Inmiddels in Tblisi…
Filmpje
Uitgeteld
Zo, afscheid genomen van iemand die een decennium lang een behoorlijke stempel heeft gedrukt op guzzigalore. Veel dank, Roy.
God speed. Het heeft namelijk echt geen enkele zin om mij pedanterig continu aan dingen te herinneren die ik allang weet. Dan ontgaat mij de lust om hier ook maar een natte scheet te laten. Als het nou nog grappig was, maar nee, niets, vervelend gewoon. Ga ergens anders zieken. Of ga zelf reizen. Heb je vragen over mijn beweegreden in welke zin dan ook, stel ze, en ik geef antwoord. Vraag dóór en je krijgt een beter antwoord. Een spiegel houd ik me elke dag voor, en toegegeven soms zie ik pure wanhoop.
Nadat ik mijn eerste reis in Ushuaia afrondde, wist ik al dat ik door zou gaan, kinderen of niet. Ze zouden me een tijdje kwijt zijn, maar daarna ook héél lang niet. Of dat opvoedkundig verantwoord is, daar kan ik mijn twijfels bij hebben. Maar het is zoals het is. Die reis die ik me voorhield was deze, of beter gezegd, andersom, van Tokio naar Amsterdam. Uiteraard zou ik niet in de winter gaan reizen. Want kou is kut. Waarom ik dat nu dan wel doe, is simpel: een half jaar wachten op beter weer vond ik zinloos. Ik rijd sinds mijn achttiende motor, weer of geen weer. Heb namelijk geen autorijbewijs. Ik weet dat ik behoorlijk af kan zien, dus ja, let’s go for it. Go with the flow. Het aanvankelijke plan was om de laars helemaal uit te rijden, en dan de oversteek te maken naar Griekenland. Maar: ik voelde me niet goed in Italië. Ik irriteerde me mateloos aan het respectloze verkeer dat me vogelvrij had verklaard, zo leek. Dan maak je een keuze, wegwezen hier. Reis op instinct. En dan kom je in/op de Balkan terecht, via Kosovo alsnog naar Griekenland. Ik miste letterlijk een afslag en kwam bij Murat terecht. Eindelijk begon de reis zich te ontwikkelen, zoals tijdens de vorige. Puur meegaan met de omstandigheden. Mooie mensen ontmoeten, goed in je vel zitten. Vervolgens kwam er een Siberische storm over me heen en zat ik twee weken opgesloten in mijn kamertje van 2 bij 1,5 meter. Nee, dat was ‘m niet.
In Turkije zou alles beter worden, vooral het weer. En dan gaat er out of the blue ineens veel mis, met als aanleiding een bankpas die veel doet, behalve cashgeld uitkeren. In Sofia kwam ik redelijk laat aan, na een paar mooie rijdagen in Servië. Elf banken geprobeerd, maar geen cash. Benzine tanken met de pas ging dan weer wel. Toen maakte ik de beslissing om een 1 keer door te rijden naar de grens van Turkije. Nacht doorhalen, maar dat kan ik. Achter vrachtwagens hangen en als het te koud wordt, even bijtanken. Kwam om zeven uur ’s ochtends triomfantelijk en dolgelukkig aan bij de grens. Daar had ik een visum nodig. Dat wist ik. Die kost 25 euro, wist ik ook. Volgens die blaaskaak van een Erdogan is Turkije een hypermodern land, dus betalen met mijn pas leek me niet meer dan logisch. Nee, men wilde cash. Er waren twee banken en allebei keerde ze geen geld uit. Daar sta je dan, toch wel een beetje verkleumd te zijn. Ik vermoed dat in elk ander land waar ik doorheen ben gereisd naar een oplossing zou worden gezocht. Die was simpel, loop effe met me mee naar dat restaurant een kilometer verderop, leg de situatie uit en laat me 25 euro pinnen. Op eigen houtje lukte me dat niet. Dan kan het zomaar gebeuren dat je na een ijskoude nachtrit nog eens vijftien uur in de sneeuw staat te blauwbekken. Ik heb gezien dat migratie straathonden beter behandelde. En continu tegen me snauwen. En uiteindelijk ook tegen elkaar, omdat ze zich feitelijk geen raad met de situatie wisten. Kortom, begon me zorgen te maken. Ik begreep er echt helemaal niets van. Wat ik wel begreep was dat mijn lichaam er niet zoveel zin meer in had. Dan ga je gewoon aftellen. Uiteindelijk kon ik nachts om tien uur door. Motor liep kut, twee benen aan de grond door de sneeuw, God weet waar naar toe. Was erg rustig, dat dan weer wel. En toen kwam er ineens een bestelbusje naast me rijden, met een vriendelijk glimlachend hoofd achter het stuur. Een engel! Man wenkte me, en voor ik het wist ik hing ik uitgeteld in de veiligheidsriemen en de Guzzi lag voor pampus achterin. Ik vroeg George, zo heet de vriendelijke Georgiër, of hij me naar Istanbul wilde brengen. Ik viel in slaap en werd 100 km voorbij de stad wakker. En toen had ik iets van: doorgaan. Dit gaat niet meer goed komen tussen Turkije en mij. Puur op gevoel de beslissing genomen om een van de meest interessante landen op dit moment over te slaan. En nu ben ik in Tblisi en loop tien dagen voor op schema. Had volgens de eerste planning gecalculeerd dat ik na drie maanden hier zou zijn. Beetje gek, allemaal. Ben de eerste die dat toegeeft.
Maar goed, begin die kou toch wel een beetje zat te worden. Had me voorbereid op de kou in Rusland. Maar niet op dag 1 al, toen ik bij Pieter Evers in België vertrok en vervolgens door regenrecords en kouderecords reed. Ik probeer nu zo laag mogelijk Mongolië te bereiken, via Kazachstan, Oezbekistan, Kirchistan en weer een stukje Kazachstan. Of ik het een beetje naar mijn zin heb? Soms. Al is deze reis met geen mogelijkheid te vergelijken met de vorige. Ben iets te veel Latino geworden, of gewoon een verwend ventje. Kom niet echt veel mensen tegen tijdens kleine ontmoetingen, waar tijdens ik zo briljant ben. Geinen, dollen, lachen. Behalve mezelf als ik weer eens in de spiegel kijk en er weer een paar rimpeltjes bij zie. Doorrijden, tuurlijk. Want alles wordt beter, altijd. Slecht kan niet zonder goed bestaan en andersom. Aan mij de taak om te blijven zoeken naar die flow, naar mezelf, naar die glimlach. Zorgen om mijn boek en het gebrek aan contacten/materiaal maak ik me niet. Want alles is een verhaal. Ook dit.
D-day
Morgen is de enige kans om dit gebied te ontvluchten, meiden. Geen sneeuw en één graad vorst. Daarna weer sneeuw en zit ik wéér een week vast. Dus dit gaat ‘m worden. Weer wat last van me afgeworpen, Rienck. Je bent zowaar een hele steun voor me. Wie had dat ooit kunnen bedenken. Ik vind overigens dat je prachtig schrijft en heet je meer dan welkom op dit vehikel. Nu eens applaus voor jou. Hoe voelt dat? 😉
Kaboem!
Frisse neus halen…
Inflatie, part two
Meiden, ik heb ik een foto van mezelf geplaatst op FB, ofschoon ik toch niet echt van de selfies ben, alleen al het woord. De laatste dagen zijn er zo’n tweehonderd vriendschapsverzoeken binnengekomen, het applaus wordt luider en luider. Eén kanttekening – het zijn voornamelijk mannen, met baarden en buikjes. Met de foto – ik stoer in mijn T-shirtje beetje doen alsof ik het niet koud heb, intelligente bril op mijn hoofd en besneeuwde achtergrond – hoopte ik wat meer vrouwelijk schoon naar me toe te trekken. Is niet echt gelukt: meer mannelijke vriendschapsverzoeken. Ook FB is aan inflatie onderhevig, Rienck. Heb nagedacht over je één na laatste opmerking. Ik geef je gelijk. De zucht naar kwaliteit moet mijn niet aflatende drijfveer zijn. FB is mijn speelkwartier, dit hier en mijn boek het leslokaal. Ik wist van meet af aan dat deze reis anders zou gaan verlopen dan de vorige, het hoge happy go lucky-gehalte van boek één als contrast tegen de zoektocht die me nu te wachten staat. Ik zal het antwoord moeten vinden op de vraag waarom mijn leven in Bolivia zo hartverscheurend is mislukt, terwijl alle ingrediënten voor een gelukkig bestaan voor het oprapen lagen. Het zal een pijnlijk proces worden. Deze reis vormt het decor, Bolivia de invulling. Ik ben inmiddels volledig ingesneeuwd, een mooie metafoor. Ben aan het schrijven. Om er in te komen ben ik welhaast random begonnen in het circus in Italië. Ik vind het goed gaan. Vanmiddag stuur ik dit gedeelte op naar mijn uitgever om te kijken of de toon goed is – voel van wel. Dan gaan zoeken naar een passend begin. Heb daarvoor vier mogelijke scenario’s.
The Dude & Montegrijnse meisjes
Mijn bocht in Spiljani
Ik had dus in Bolivia een zwembroek gekocht. Die zou ik gaan gebruiken in Griekenland. Even plonzen in de azuurblauwe zee, voordat ik rumoerig Turkije in zou gaan. Mijn brede torso zou een kleurtje krijgen, wat ongetwijfeld vrouwelijk schoon tot gevolg zou hebben. Om in Griekenland te komen, moet ik veel landjes door: Kroatië, Montenegro, Kosovo, Macedonië. Ik krijg het daar behoorlijk benauwd van, want op een of andere manier heb ik een bloedhekel aan grensovergangen. In Zuid-Amerika was dat vanwege die baal wiet die ik altijd bij me had. Hier omdat ik niet ben verzekerd en de papieren van de Guzzi nogal oud en verlopen ogen. Daar deed men moeilijk over. Afijn, Servië was sowieso een no go. Zat vol met vooroordelen. Servië associeer ik met nazi’s. Afijn, ik kreeg het door die bevroren hersenen voor elkaar om in Montenegro een afslag te missen. Best knap, want er zijn niet zoveel afslagen in Montenegro. Sta ik tot mijn stomme verwondering ineens voor de grens met Servië. Toch maar mijn paspoort laten zien en nu zit ik voor de vijfde dag vijf kilometer over de grens in een gat dat Spiljani heet. Het bestaat uit twee motels, die in een bocht liggen, en ik heb net dat ene genomen, Ibarski Biser, waar mijn grote vriend Murat de scepter zwaait. Murat is moslim. Vanaf het moment dat ik binnenstapte zijn wij onder de indruk van elkaar. Denk dat het met energie te maken heeft. Net als ik is Murat een zeer vriendelijke, lieve en keihard werkende man. Hij heeft een tweeling meer. En hij spreekt Duits. En hij rekent me 15 euro per nacht, inclusief ontbijt. Aan zijn motel is ook een restaurant verbonden en bussen stoppen hier om de passagiers even bij te laten komen. Nu ik dit zit te tikken zie en hoor ik Murat trots vertellen aan zijn gasten wie hij in huis heeft. Ik vertelde Murat dat ik liever was gaan kamperen. Toen begon hij te lachen. Hij vertelde me dat het overdag schommelt tussen de tien en min vijftien. ’s Nachts kan dat aflopen tot min 22, maar met de hoge luchtvochtigheid te vergelijken met min veertig. Mijn slaapzak verdraagt min 5. ‘Dus waarschijnlijk was je ’s morgens niet wakker geworden, mein Freund.’ Ook vertelde hij me over de honden. Die lopen hier net als in Zuid-Amerika los rond. Het zijn niet van die irritante kut keffertjes, maar van die doorgefokte vechtbeesten, waar zelfs de wolven en beren een blokje voor omgaan. Dat is gelijk het antwoord op jullie vraag waarom ik zo laf ben om mijn toevlucht tot hotelletjes te nemen.
Met Guus gaat het goed, al heeft hij behoorlijk geleden. Vooral het zout vreet aan hem. De motor wassen heeft geen zin. Guus verandert dan in een ijsblok en daar is-ie niet voor gemaakt. Vandaag was ik voornemens om afscheid te nemen van Murat. Heb mijn ding gedaan en wil weer op pad. Maar toen zag ik vanochtend dat jammerlijke geklaag hier en dacht, vooruit we trekken dit vehikel vlot met meeslepende verhalen. Het is de bedoeling dat ik nu naar Bulgarije ga, via Sofia. Dat is de kortste route naar Turkije. Ik blijf ook in Servië omdat ik me eindelijk ergens thuis voel. Dat komt door de moslims die hier in dit gebied de boventoon voeren. Men is zeer voorkomend, geïnteresseerd en behulpzaam. Ben daar gevoelig voor. Zo zie je maar weer – vooroordelen, weg ermee. Dan heb ik het over die veronderstelde nazi’s. In Turkije ga ik wel in de zee plonsen, mijn brede torso laten bruinen om vervolgens moslimmeisjes het hoofd op hol te brengen. Na Turkije wordt het Georgië. Daar wil ik wat Russisch leren. En dan ligt het aan de Goden of ik door ga reizen of niet.